Tolhuis West

Beschrijving

In 1931 poseren de dames Veldkamp naast het voormalig tolhuis nummer 6. Het tolhuis had toen zijn oorspronkelijke functie reeds lang verloren.

Kunstweg
In de 2e helft van de 19-de eeuw werd begonnen met het aanleggen van verharde wegen. Deze wegen werden kunstwegen genoemd. Voor de verharding van de kunstwegen werd doorgaans gebruik gemaakt van Macadam. Macadam was een zeer open wegverharding en werd in 1834 ontwikkeld door de schot John Mac Adam, vandaar de naam. De wegverharding werd opgebouwd uit drie lagen van grof naar fijn grind welke gewalst werden. Macadam bevatte geen bindmiddel en was daardoor erg gevoelig voor spoorvorming en onderhoud.

Verpachting tolgelden
Het heffen van tolgelden op de wegen was tot de 20-ste eeuw een normale activiteit van de gemeente om zo te voorzien in de financiering van het onderhoud van wegen en bruggen in de gemeente. Op 24 november 1865 besloot de gemeente Ooststellingwerf over te gaan tot de verpachting van de tolgelden welke werden geheven op de grind- en straatwegen in de gemeente onder voorwaarde dat het dagelijkse onderhoud van de wegen door de tolgaarder werd verricht. Om dit mogelijk te maken werden een aantal nieuwe tolhuizen gebouwd.

Tolhuis nr. 6
Tolhuis nr. 6 was 1 van de nieuwe tolhuizen en werd op het Westeinde van Donkerbroek op de grens met de voormalige gemeente Schoterland dicht tegen de Postweg aangebouwd. De weg vanuit Donkerbroek richting Heerenveen werd in de volksmond zo genoemd omdat de postkoets van Groningen naar Lemmer deze route nam. Voor en in de zijgevels van het tolhuis zaten veel ramen zodat de tolgaarder goed uitzicht op de weg had. De Postweg was afgesloten door twee grote tolhekken die pas geopend werden als passanten zich hadden gemeld en het tolgeld bij de tolgaarder betaald hadden.

Tolgaarders tolhuis nr. 6:
Egbert Dirks Nijholt werd op 12 mei 1862 de eerste tolgaarder van tolhek nr. 6 voor een periode van 4 jaar. De tolgaarder kreeg het tolhuis in bruikleen van de gemeente en betaalde maandelijks een deel van de afgesproken pachtsom. Op deze manier was de gemeente verzekerd van haar inkomsten. Voor de tolgaarder stonden daar de inkomsten van het tolhek tegenover.

De tolheffing heeft van 1862 tot 1913 geduurd. In die periode hebben 7 tolgaarders in het tolhuis nr. 6 gewoond. De laatste tolgaarder was Hendrikus Tijhuis.

Weduwe Elties
Het archief van het documentatiecentrum bevat twee brieven ten aanzien van tolgaarder Hendrik Elties en met name zijn echtgenote. Hendrik Elties was op 12 mei 1879 als tolgaarder begonnen op het tolhek nr. 6. Hij overleed echter op 1 januari 1887 en toen stond zijn vrouw er alleen voor. Zij ging eerst door als tolgaard(st)er maar de inkomsten vielen dusdanig tegen dat ze de pachtgelden niet kon betalen. Ze klopte daarom aan bij het college van burgemeester en wethouders. In voorjaar van 1888 stuurde ze deze brief waaruit blijkt dat ze niet op haar mondje is gevallen: “Ik heb al enige malen verzocht om van het tolhek ontslagen te worden en wordt dan van den bok op den ezel gewijsd, hetgeen ik niet door geholpen wordt. Bij de laatste vergadering heeft De Groen (dat was een toenmalige wethouder afkomstig van Donkerbroek) mij beloofd dat het besproken zou worden en dan zou ik dadelijk bericht ontvangen hoe of wat, maar tot nu toe ook al nul in het sijfer. Ik weet wel dat ik ben de swakste partij maar gij Heeren hebt uw kontract ook verbroken met de weg dus stel ik mij voor dat ik ook regt heb in navolging te volgen, omdat ik de pacht nu niet kan betalen, want inkomsten zijn er niet, dus ik ben van plan aankomende woensdag van het tolhek af te stappen, of er moet op slag gemakkelijker voorwaarden opdagen. In afwachting noem ik mij uw dienares, voorheen de weduwe H. Elties.

De toenmalige burgemeester Van der Loeff blijkt duidelijk niet gecharmeerd te zijn van deze brief en stuurt daarop het volgende briefje naar zijn wethouders: Amice ! Wat moeten wij met dat brutale wijf aanvangen ? Heeft De Groen er soms met u over gesproken, met mij niet. Wij hadden er van toen reeds onze maatregelen voor kunnen nemen. ‘t komt mij het beste voor dat Vrijburg er heen gaat en orde op de zaken stelt naar bevinding. Haar beroep op de weg is klare onzin. Donderdag kom ik tot u, tenzij mijn aanwezigheid eerder vereist wordt. Onze groeten aan de uwen, Rudolf Ebels Van der Loeff

Op 12 mei 1888 wordt ze uit haar functie ontslagen en wordt het tolhek overgedragen aan Jannes Roelofs Hoogenberg die overstapt van het tolhuis nr. 5 in Appelscha naar tolhuis nr. 6. De weduwe Elties vertrekt naar de gemeente Schoterland.

Pachtreglement
De voorwaarden voor de verpachting werden vastgelegd in een pachtreglement. Dit was een handgeschreven reglement van 12 pagina’s lang met 30 artikelen waar de tolgaarder zich aan moest houden. Uit het document blijkt dat het een zwaar beroep was en dat de tolgaarder wel voor héél veel zaken verantwoordelijk werd gehouden.

Een paar voorbeelden. De tolgaarder van tolhuis nr. 6 was verantwoordelijk voor het onderhoud aan de weg langs de Compagnonsvaart vanaf de Tjonger tot en met Petersburg en vanaf de brug in Donkerbroek de Hereweg oostwaarts tot aan de Kloosterplaats en het West tot aan de gemeentegrens. Voor genoemde wegen was hij verplicht alle gaten en verzakkingen meteen met zand en grind op te vullen. Tijdens sneeuw diende hij de weg sneeuwduinvrij te houden. Deed hij dat niet zo snel mogelijk dan kon de gemeente het op zijn kosten laten doen. Tweemaal per jaar voor 1 mei en 1 november moest de weg over de hele breedte schoongemaakt worden en in een juiste ronding gebracht zodat het water op de weg goed weg kon lopen. Tevens moest hij de weg netjes houden en rondslingerende rommel opruimen. Als je bedenkt voor hoeveel kilometers hij verantwoordelijk was dat een hele klus met wegen die zeer gevoelig voor spoorvorming waren.

Een ander voorbeeld was dat de tolgaarder verplicht was de tolhekken 1 uur voor zonsondergang tot 1 uur na zonsopkomst met een petroleumlamp te verlichten. Wanneer hij dit naliet, kon de tolgaarder een boete van 3 gulden krijgen. Dit was natuurlijk uit oogpunt van veiligheid voor de passanten in het donker. Het tolhek was namelijk 24 uur per dag passeerbaar en dus moest de tolgaarder regelmatig met nacht en ontij zijn bed uit om een passant doorgang door het tolhek te verlenen. Wanneer hij onderweg was om aan zijn onderhoudsverplichtingen te voldoen, moest hij voor een vervanger aan het tolhek zorgen. Dit was meestal de aanwezige echtgenote of huishoudster. Al met al was het beroep van tolgaarder bepaald geen luizenbaantje.

Tarieven
Uit het reglement worden onder andere de volgende tarieven duidelijk: Voor elk los paard of muilezel drie en een halve cent, Voor elk runderbeest of ezel een cent, Voor elk kalf, schaap of varken een halve cent, Voor elken bok of geit of hond, gespannen voor een rij of voertuig met twee wielen een cent Voor elken bok of geit of hond, gespannen voor een rij of voertuig met vier wielen twee cents Voor rij of voertuigen met vier wielen alvorens zeven en een halve cent, Voor diligences of postwagens ingericht voor niet meer dan zes personen voor elk paard zeven en een halve cent.

Tevens blijkt uit het reglement dat de leden van het Koninklijk Huis toen ook al een uitzonderingspositie hadden ten aanzien van het betalen van belastingen. Mochten ze op reis door Nederland zijn en Donkerbroek aandoen waren ze namelijk vrijgesteld van tolbetaling. In het jaar van afschaffing van de tolgelden was dat trouwens het geval. In 1913 bracht koningin Wilhelmina een formeel bezoek aan Donkerbroek.

Het reglement vindt u hieronder in een Pdf-bestand.

In 1913 verloor het tolhuis uiteindelijk zijn functie, werd het tolhuis voor 850 gulden verkocht aan een particulier en werden de tolhekken verwijderd.

Locatie

Open wandelkaart